Algemeen
Passend Onderwijs: 1 augustus 2014
De Wet passend onderwijs wordt per 1 augustus 2014 ingevoerd en zorgt voor een aantal veranderingen.
Passend onderwijs wordt ingevoerd omdat de manier waarop extra ondersteuning op school nu is geregeld een aantal problemen geeft. Het oude systeem heeft leerlinggebonden financiering, in de praktijk rugzakje genoemd.
Het doel van passend onderwijs is om de problemen met dit oude systeem op te lossen.
Leerlinggebonden financiering (het rugzakje) werd in 2003 ingevoerd. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hadden konden een rugzakje krijgen met geld voor extra begeleiding op een gewone school, of een plaats in het speciaal onderwijs. Het rugzakje werd toegewezen door middel van indicatiestelling volgens regels die in het hele land hetzelfde waren.
Nadeel van de rugzak-regeling was dat steeds meer leerlingen naar het speciaal onderwijs gingen of een rugzakje kregen voor het reguliere onderwijs, vooral leerlingen met een ernstig gedragsprobleem. Hierdoor werd het systeem steeds duurder.
Een ander nadeel was dat de indicatiestelling vaak een langdurig en ingewikkeld proces was. Ook was het lastig om echt ondersteuning op maat te organiseren.
Een laatste probleem met het oude systeem is dat er nog steeds veel kinderen niet naar school gaan. Ze zijn bijvoorbeeld door hun problemen van school verwijderd. Of de school kan geen passende begeleiding realiseren.
Met de invoering van passend onderwijs wordt beoogd deze problemen op te lossen en het aantal thuiszitters terug te dringen. Niet onbelangrijk is dat het vooral een bezuiniging moet gaan opleveren voor het dure speciaal onderwijs.
Nieuw samenwerkingsverband
Een samenwerkingsverband passend onderwijs (swv) is de nieuwe vorm waarin scholen gaan samenwerken op het terrein van passend onderwijs. Er zijn nu ook al samenwerkingsverbanden van scholen, maar deze worden in het nieuwe systeem deels samengevoegd en krijgen er nieuwe taken bij. Er komen ongeveer 75 samenwerkingsverbanden passend onderwijs voor het primair onderwijs. Het samenwerkingsverband krijgt in de wet passend onderwijs veel taken. De belangrijkste taak is het maken van een ondersteuningsplan waarin staat op welke manier het samenwerkingsverband ervoor gaat zorgen dat alle leerlingen een passende plek op een school krijgen.
Naast het opstellen van het ondersteuningsplan heeft het samenwerkingsverband passend onderwijs de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven, vraagt hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband.
Ons nieuwe samenwerkingsverband krijgt als aanduiding: po 2814
Ondersteuningsplan
Het samenwerkingsverband passend onderwijs maakt een ondersteuningsplan. Hierin staan de afspraken die alle scholen binnen het samenwerkingsverband met elkaar maken. De wet schrijft voor wat er in het ondersteuningsplan geregeld moet worden. Er moet ten minste iedere 4 jaar een ondersteuningsplan gemaakt worden, maar het mag ook vaker. In het ondersteuningsplan komt onder andere te staan hoe het toelatingsbeleid binnen het samenwerkingsverband is, hoe de toewijzing van extra ondersteuning wordt georganiseerd en welke visie het samenwerkingverband heeft op passend onderwijs.
Ook staat in het ondersteuningsplan welke basisondersteuning iedere school in de regio moet bieden, en hoe men ouders informeert over de werkwijze van het samenwerkingsverband en over de ondersteuning die ouders kunnen krijgen.
Schoolondersteuningsprofiel
Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden.
Passend onderwijs in de praktijk
Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school heeft dus een zorgplicht. De school regelt de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Ouders hoeven dus niet meer zelf een ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft.
De onderwijsbehoefte is dus het uitgangspunt. Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden. De school bekijkt in overleg met ouders welke extra begeleiding een leerling krijgt, welk eindniveau de leerling naar verwachting kan halen en welke extra ondersteuning en eventuele zorg nodig is om dit te kunnen bereiken. Dit staat beschreven in het zogenoemde ontwikkelingsperspectief.